De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat de belastingdienst haar beleid omtrent de fiscale behandeling van een werkruimte in een huurwoning moet wijzigen. De Hoge Raad heeft namelijk geoordeeld dat een ondernemer de huur van de woning als kosten in mindering mag brengen. Goed nieuws voor de hurende ondernemer! Ook goed nieuws voor mij als blogger: kan eindelijk eens bloggen met hoog actualiteitsgehalte over de werkruimteregeling, een gedrocht van een fiscale regeling.
De werkruimteregeling
De huidige hoofdregel is dat kosten die gemaakt worden voor een werkruimte in de eigen woning niet aftrekbaar zijn. Echter, zoals wel vaker in ons belastingsysteem gelden ook op deze hoofdregel uitzonderingen. Als de werkruimte naar maatschappelijke opvattingen een zelfstandig onderdeel van de woning is, kan aftrek wel aan de orde zijn.
Zelfstandigheidscriterium
De fiscale rechters hebben de vraag wanneer een werkruimte voldoende zelfstandig is al met grote regelmaat – telkens in een ander feitencomplex – beantwoord. Uit deze antwoorden volgt dat een werkruimte voor de werkruimteregeling pas zelfstandig kan zijn als deze aan een onbekende kan worden verhuurd. Hiervoor is – normaal gesproken – een eigen opgang en eigen sanitair noodzakelijk. Zo ja, dan moet worden beoordeeld of ook aan het inkomenscriterium wordt voldaan.
Inkomenscriterium
Het inkomenscriterium houdt in dat een bepaald deel van de werktijd moet worden doorgebracht in de werkruimte. Als de ondernemer ook een andere werkruimte heeft, moet 70% van de tijd worden doorgebracht in de werkruimte in huis. Bij het ontbreken van een andere werkruimte 30%.
Ondernemers/zzp’ers
Als de werkruimte voldoet aan zowel het zelfstandigheids- als het inkomenscriterium is sprake van een kwalificerende werkruimte. Als de kwalificerende werkruimte meer dan 90% van de woning beslaat, dan vormt de werkruimte verplicht ondernemingsvermogen en bij minder dan 10% verplicht privévermogen. Bij een oppervlaktepercentage daartussenin bestaat een keuze tussen privé- en ondernemingsvermogen.
Privévermogen
Als de woning inclusief kwalificerende werkruimte privévermogen is, vormt de werkruimte box 3-vermogen. De rest van de woning blijft box 1. Dit is een op zijn minst bijzondere situatie, zeker omdat een eventuele eigenwoninglening ook uit elkaar valt in een box 1- en box 3-deel.
De overige kosten van de werkruimte, zoals energiekosten, behang- en schilderwerk en aanwezige inventaris kunnen worden afgetrokken van de winst uit onderneming. Daarnaast kan een aftrekpost van 4% van de Woz-waarde (procentueel toegerekend) van de werkruimte worden opgevoerd.
Ondernemingsvermogen
De woning inclusief werkruimte behoort tot het vermogen van de onderneming en alle kosten van de woning (inclusief financieringskosten) zijn aftrekbaar. Een latere verkoopwinst behoort tot de winst van de onderneming en is belast met inkomstenbelasting.
Directeur-grootaandeelhouder
De kwalificerende werkruimte vormt tbs-vermogen. Dit betekent dat de B.V. een zakelijke vergoeding moet betalen aan privé. Deze vergoeding is – na aftrek van de kosten toerekenbaar aan de werkruimte – belast met inkomstenbelasting en is aftrekbaar voor de B.V.
Als een dga over een niet kwalificerende werkruimte beschikt mag de B.V. hiervoor een vergoeding betalen. Echter, deze vergoeding vormt loon. Dit is alleen dan anders als er nog ruimte is in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. De loonkosten zijn voor de B.V. aftrekbaar.
Arrest Hoge Raad augustus 2016
Tot voor kort nam de belastingdienst het standpunt in dat de kosten van een huurwoning met daarin een kwalificerende werkruimte voor een ondernemer niet aftrekbaar waren. In augustus heeft de Hoge Raad echter bepaald dat dit wel degelijk kan. Hiervoor is het noodzakelijk dat de ondernemer/zzp’er het huurrecht vanaf begin heeft geactiveerd op de balans. Alsdan kunnen alle kosten van de huurwoning in mindering worden gebracht op de winst. Wel moet voor het privégebruik een forfaitaire correctie worden gemaakt.
Rechtsongelijkheid
Dit arrest geldt alleen voor ondernemers/zzp’ers en niet voor dga’s. Hiermee blijkt eens te meer dat de werkruimteregeling voor ondernemers/zzp’ers anders uitpakt dan voor dga’s. Voor deze ongelijke behandeling is naar mijn mening geen gegronde reden, hetzelfde geldt voor de onnodige complexiteit. Hopelijk grijpt de wetgever de terechtwijzing door de Hoge Raad aan om de gehele werkruimteregeling van groot onderhoud te voorzien of beter nog volledig te slopen en een minder complexe regeling te bouwen.